BASISBEHOEFTEN
Gebruik deze pagina in chrome
Ieder mens heeft dezelfde basisbehoeften, en het niet vervullen van deze behoeften wordt erkend als een belangrijke oorzaak van psychische klachten. Frustratie ontstaat wanneer bepaalde behoeften onvoldoende vervuld zijn. Deze frustratie kan op verschillende manieren leiden tot patronen (schema's) die iemand belemmeren om op een realistische manier aan zijn of haar behoeften te voldoen. Hierdoor kunnen er problemen ontstaan, bijvoorbeeld binnen relaties of in de vorm van psychische klachten. Schematherapie kan gericht zijn op het vinden van een goede balans tussen je eigen behoeften en die van anderen. De meest belangrijke basisbehoeften zijn te vinden in de onderstaande dia's.
Kind en oudermodussen
Het innerlijke kind, ofwel de kindmodi: wat zijn dat nou eigenlijk?
In onze jeugd ervaren we vanalles dat we ons hele leven bij ons dragen en ons denken vormt. Sommige van deze dingen herinneren we ons duidelijk, terwijl andere vaag zijn. Wanneer we terugdenken aan deze ervaringen en bedenken hoe het kind in ons zich voelde op dat moment, noemen we dit het kindsdeel in onszelf. Vanuit dit kindsdeel ontstaan manieren waarop we omgaan met het leven in het heden. Deze manieren noemen we schema's. Het is belangrijk om te begrijpen dat kinderen op een hele andere manier denken dan volwassenen.
Kinderen hebben de neiging om alles op zichzelf te betrekken. Ze denken dat ze meer controle hebben over de wereld dan ze werkelijk hebben en zien dingen concreter. Situaties overzien en verschillende oplossingen bedenken is voor hen vaak lastig. Kinderen zien de wereld graag zwart-wit, het is goed of fout, leuk of niet leuk. Als die conclusies niet worden gecorrigeerd door volwassenen, worden ze schema's die het kind meeneemt naar volwassenheid. Het is daarom belangrijk dat volwassenen het kind helpen om hun denkwijze te corrigeren door andere mogelijkheden te laten zien en te benoemen. Zo kan het kind leren om meer nuance aan te brengen en zich beter te ontwikkelen.
​
​
​
Schemadomeinen
Schema's zijn levensgebeurtenissen die geactiveerd worden en op een vergelijkbare manier worden waargenomen als negatieve gebeurtenissen uit de kindertijd. Deze schema's beïnvloeden de manier waarop mensen denken, zich voelen, zich gedragen en hoe zij zich sociaal opstellen tegenover anderen. Wanneer een schema getriggerd wordt, ervaart een persoon dezelfde gevoelens als die hij of zij in de ongezonde kindertijd heeft ervaren. Deze gevoelens zijn meestal negatief van aard, zoals verdriet, rouw, schaamte, angst of woede, en worden vaak in de volwassenheid gevoeld. Sommige schema's zijn zo sterk verankerd in een persoon dat zij op meerdere vlakken in het dagelijks leven een reactie veroorzaken. Deze reacties kunnen lang aanhouden en grote gevolgen hebben. Bijvoorbeeld, als iemand als kind dagelijks veel kritiek kreeg van beide ouders, kan het schema van onbekwaamheid sterk aanwezig zijn. Door de frequentie en aard van de kritiek komt dit gevoel in bijna alle situaties terug. Als een persoon als kind bijvoorbeeld een kritische vader had wanneer het ging om prestaties, kan het schema van onbekwaamheid in vergelijkbare situaties getriggerd worden.
Er zijn vijf schemadomeinen:
​
Domein 1: Onverbondenheid en afwijzing
Domein 2: Verzwakte autonomie en functioneren
Domein 3: Verzwakte grenzen
Domein 4: Gerichtheid op anderen
Domein 5: Overmatige waakzaamheid en inhibitie
Coping modi
Als kinderen hebben we er niet veel manieren om te reageren op moeilijke of gevaarlijke situaties. van een kind copingstrategieën zijn gewoon vechten, vluchten of bevriezen. We gebruiken ze om stress in onszelf verminderen of anderen, door anderen te behagen, stil te blijven of ons los te maken van wat is gebeurt. We noemen ze ook wel, overlevingsmodi. Deze kunnen op dat moment wel adequaat zijn, maar ze zijn dat niet meer in latere levensomstandigheden. Integendeel ze maken dat je je juist slecht gaat aanpassen en dat je verkeerde keuzes maakt die het probleem versterken. Volgens Young (2005) kan je spreken van 3 groepen dysfunctionele copingstijlen of coping-modi:
​
(1) zij die zich onderwerpen of zich overgeven aan het schema, (geloven in de overtuigingen)
(2) zij die vermijden (de situatie vermijden om de overtuiging niet te ervaren) en tenslotte
(3) diegenen die gaan overcompenseren (het tegenovergestelde doen van de overtuiging)
In het blauwe vakje wordt aangegeven bij welke groep de coping modus hoort.



